Een gevoel van verbazing en verwondering voor het feit dat de natuur zoveel schoonheid te bieden heeft, ging door mij heen toen ik startte met het verven van schapenwol. Begonnen ben ik met inheemse planten, zoals zuring, brandnetel, boerenwormkruid, fluitekruid e.d. die voornameljk gele tinten geven.

 

De belangrijkste grand-teint verfstoffen die ik tegenwoordig gebruik zijn : 

GEELHOUT of FUSTIC ( morus tinctoria )

dat voor het eerst genoemd werd in 1692. De boom komt veel voor in Brazilië, Argentinië en op Cuba. Het kernhout bevat twee kleurstoffen, oranje en geel, waarvan de gele oplosbaar is in water en de kleurvaste gele tinten geeft.

 

MEEKRAP ( rubia tinctoria )

Samen met indigo is dit een van de oudste verfstoffen. In de 16de eeuw was Nederland de belangrijkste producent van deze rode kleurstof, afkomstig uit de wortels van de planten, die werden verbouwd in Zeeland en Zuid-Holland. Oorspronkelijk komt de plant uit de Oriënt en Zuid-Europa.  Men spreekt ook wel van Turksrood of verversrood.

 

INDIGO ( indigofera )

Groeit vnl. in Indonesië, Iran, India en Mexico.

Het plantenmateriaal ondergaat een uitvoerige behandeling voordat het verhandeld wordt en verkocht in poedervorm. Hiermee kan nog niet geverfd worden, er wordt eerst een preparaat van gemaakt : het zogenoemde indigobad, dat voor het verven eerst moet rijpen. Na het verfbad neemt de wol onder invloed van zuurstof de blauwe kleur aan ( oxyderen ).

 

 

Werken met plantaardige verfstoffen geeft mij veel voldoening en het is een voorrecht met kleuren te werken die in de plant verborgen zijn.

 

"WE LEVEN SLECHTS OM SCHOONHEID TE ONTDEKKEN. AL HET ANDERE IS EEN VORM VAN AFWACHTEN" .

Kahlil Gibran 1883 - 1931